Armoede in perifere regio’s vergt landelijke investeringen

Investeringen in kwetsbare perifere regio’s zijn noodzakelijk om gezinnen en personen uit situaties van vernederende afhankelijkheid en financiële malaise te halen. De verkiezingsprogramma’s hebben daar aandacht voor. Is er een kentering op handen?Door Radboud EngbersenJohan BrongersEric van OosterhoutJurriaan Omlo

12 februari, 2021

Is de massieve aandacht voor onze succesvolle maar overbelaste stedelijke regio’s zich naar de perifere regio’s aan het verplaatsen? Naar de regio’s waar nog ruimte is, maar waar ook grote achterstanden zijn te noteren? Dat zou een opvallende breuk zijn met het sociaaleconomisch beleid van de achterliggende decennia, maar winst betekenen voor een krachtige substantiële aanpak voor het terugdringen van armoede in deze gebieden.

Eind vorige maand verscheen het rapport Uit de duivelskring van armoedegeschreven in opdracht van de Tintengroep, en ontleend aan een artikel van de socioloog en schrijver G. L. Durlacher uit 1973. Durlacher wijst hierin op de vicieuze cirkel van mensen in armoede: mensen zijn arm, omdat ze onvoldoende middelen hebben en die hebben ze niet omdat ze arm zijn. De kans om in één of meer generaties uit de omklemming van armoede te geraken, schrijft hij, is kleiner dan die om er in te blijven en hij wijst op de lawineachtige internationale publicatiestroom over dit onderwerp in die dagen.

Aandacht voor armoede neemt de laatste jaren weer toe

Durlacher maakte deze observatie in een periode waarin steeds meer groepen profiteerden van de welvaart. Daarna is de aandacht voor armoede weggeëbd, om in ons land weer in de jaren tachtig terug te keren, toen Nederland met een economische recessie te maken kreeg. De laatste jaren zien we de aandacht voor armoede en schuldenproblematiek opnieuw toenemen. Het aantal voedselbanken en werkende armen groeit, zo ook het aantal personen en gezinnen die met problematische schulden te kampen hebben.

Durlacher beschrijft hoe ingewikkeld het is om zich te ontworstelen aan situaties van armoede. Hij gebruikt daarvoor het beeld van de maatschappelijke drenkeling en merkt op dat overheidsinstanties het hoofd van mensen in armoede nét boven water weten te houden, maar er niet in slagen om hen blijvend op de wal te trekken. Ons onderzoek weerspreekt dit sombere beeld.

De Veenkoloniën en sociaal werkers die perspectief geven

Het Movisie-onderzoek richtte zich in het bijzonder op de Veenkoloniën, een gebied dat een lange geschiedenis van armoede en achterstand kent, zowel stedelijke als landelijke kenmerken bezit en zich uitstrekt over Noordoost Drenthe en Oost-Groningen. Tot de dag van vandaag staat het gebied als economisch zwak te boek en kampen delen met bevolkingskrimp. In dit gebied draagt de Tintengroep zorg voor het sociaal werk. Hier maken hun sociaal werkers zich sterk om gezinnen en personen uit situaties van armoede te helpen.

Hierin spelen ze in veel gevallen een beslissende rol, want op eigen kracht lukt het veel van hun cliënten niet. Er is een sociaal werker nodig die voor rust zorgt, hun leefsituatie kan stabiliseren en vervolgens met de persoon in kwestie en/of diens gezinsleden weer perspectief in hun leven(s) brengt. In het rapport worden vijf onderling samenhangende en deels overlappende kapitaalbronnen uitgewerkt die sociaal werkers van de Tintengroep inzetten om personen/gezinnen weer perspectief te bieden, te weten mentaal, pedagogisch, cultureel, sociaal én economisch kapitaal.

Mentaal, sociaal en economisch kapitaal

In het geval van mentaal kapitaal gaat het om het stimuleren van de wilskracht en veerkracht van mensen om optimaal gebruik te maken van hun talenten, vaardigheden én beperkingen, juist bij situaties van tegenslag. Het aanreiken van pedagogisch kapitaal draait om stabiliseren van de gezinssituaties, het versterken van pedagogische competenties van ouders, maar ook de inzet van school en buurt. It takes a village to raise a child. Bij cultureel kapitaal is de kern het aanreiken van sociale vaardigheden, soft skills, cursussen en opleidingen, voor kinderen krijgt het o.a. vorm middels activiteiten die hun schooldag verlengen (denk aan weekendscholen).

Het versterken van sociaal kapitaal van kwetsbare burgers is van oudsher de kern van het werk van veel sociaal werkers door netwerken van kwetsbare bewoners te verbreden en hen in contact te brengen met buurtgenoten, lotgenoten of juist met personen uit andere kringen, bijvoorbeeld via mentoraatsprojecten. Tot slot vervullen sociaal werkers een rol in het aanreiken van economisch kapitaal. Alerte en adequate schuldhulpverlening is hier essentieel, maar óók waar mogelijk het toeleiden naar vormen van werk. Het hebben van een baan is de beste manier om uit armoede te komen, al gaat de remedie niet altijd op. Zie de toename van het aantal werkende armen.

Basisbanen zouden voor velen een uitkomst zijn

De boodschap van de studie is dat deze vijf onderscheiden kapitaalvormen in samenhang ingezet moeten worden. Ze worden nog te vaak los van elkaar aangeboden, terwijl bij een bredere aanpak ze elkaar aanvullen en versterken en de kans vergroten om arme personen en gezinnen blijvend op het droge te trekken. Vooral eigentijdse investeringen in economisch kapitaal zijn van groot belang.

Basisbanen zouden voor velen een uitkomst zijn, banen waarvoor niet de productiviteit­seisen van de reguliere arbeidsmarkt gelden en niet de eis van doorstroom naar de regulier arbeidsmarkt. Als geen ander is de Tintengroep in staat, met haar vele professionele ogen en oren in het gebied, de mensen aan te wijzen voor wie deze banen een uitkomst zijn, evenals de plekken waar hun komst en inzet met gejuich ontvangen zou worden. Armoede isoleert, het is belangrijk dat mensen over dag-structurerende activiteiten beschikken, een reden hebben om aan de dag te beginnen, trots kunnen zijn op zaken die ze zelf of samen met anderen oppakken.

Een opvallende terugkeer naar het naoorlogse beleid

Het onderzoek leert dat accommodaties ertoe doen bij het aanpakken en verzachten van armoede. Juist in het Noorden is in het nabije verleden een infrastructuur van buurt- en dorpshuizen gerealiseerd, maar deze is op veel plekken verschraald en verdient modernisering om oude idealen van volksverheffing, achterstandsbestrijding en samenle­vingsopbouw anno 2021 eigentijds vorm te geven. De verkiezingsprogramma’s van D66, CDA en PvdA hebben daarvoor oog.

Hier lijkt sprake van een opvallende terugkeer naar het naoorlogse beleid dat de bedrijvigheid meer gelijkmatig over de nationale ruimte probeerde te verdelen. Gebieden met een zwakke economische structuur werden met infrastructuur, fabrieken en het spreiden van rijksdiensten geholpen, zoals de studiefinanciering in Groningen. Vanaf het midden van de jaren tachtig werden de kaarten gezet op de regionale winnaars, op de ‘pieken in de Delta’. Verliezers mochten zich op hun eigen kracht gaan richten.

Dit perspectief van zelfredzaamheid en regionale eigen kracht is na drie decennia sleets geraakt. Achterblijvende regio’s zien zichzelf geconfronteerd met opgaven die hun eigen kracht te boven gaan. De economische en sociale infrastructuur van perifere regio’s vraagt nieuwe investeringen. Investeringen die ervoor zorg dragen dat een samenhangend aanbod van kapitaalvormen ingezet kan worden om mensen structureel uit armoedesituaties te trekken. Het rapport Uit de duivelskring van armoede biedt daarvoor de handvaten.

Radboud Engbersen (Movisie), Johan Brongers (Raad van bestuur Tintengroep), Eric van Oosterhout, (burgemeester Emmen) en Jurriaan Omlo (Bureau Omlo). Dit artikel verscheen eerder op de website van socialevaagstukken.nl

Noten:

Engbersen, Radboud en Jurriaan Omlo. Uit de duivelskring van armoede. Wat sociaal werkers en medewerkers van kinder- en peuteropvang kunnen betekenen in de aanpak van armoede. Movisie,  Bureau Omlo en Tinten. Utrecht, december 2020.

Foto: Sjaak Kempe (Flickr Creative Commons)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *