Copingstrategieën bij ervaringen van discriminatie. Een verkennende literatuurstudie.

Veel onderzoek naar discriminatie beperkt zich tot het beschrijven van de ervaring zelf, het monitoren van de omvang van het verschijnsel, het onderscheiden van verschillende vormen van discriminatie en het typeren van verschillende psychische, sociale en maatschappelijke gevolgen van discriminatie. Dit levert maatschappelijk en wetenschappelijk relevante inzichten op, maar nog te weinig wordt de vraag gesteld hoe migranten en hun kinderen omgaan met en reageren op discriminatie (Butera & Levine, 2009).

Dit is een belangrijke vraag aangezien afwijzing en uitsluiting onvermijdelijk onderdeel uitmaken van het alledaagse leven (Major & Eccleston, 2005). Meer inzicht in de copingstrategieën die migranten en hun kinderen hanteren – en welke strategieën effectief zijn – is relevant voor het bestrijden van discriminatie en het versterken van de weerbaarheid en zelfredzaamheid van minderheden. Deze verkenning beoogt overzicht en verdieping aan te brengen en aanknopingspunten te bieden voor beleidsvorming rondom de aanpak van discriminatie. Ik bespreek achtereenvolgens uiteenlopende copingstrategieën, factoren die van invloed zijn op de strategieën die mensen hanteren, de effectiviteit van diverse copingstrategieën, de effecten van weerbaarheidstrainingen op copingstrategieën. Door Jurriaan Omlo

1. Diverse copingstrategieën

Migranten en hun kinderen blijken op verschillende manieren te reageren op ervaringen van discriminatie. Deze reacties worden in de literatuur vaak als copingstrategieën getypeerd. Dit zijn inspanningen om stressvolle situaties – zoals discriminatie – en daarmee gepaard gaande emoties te overwinnen, te verminderen of te tolereren (Lazarus & Folkman, 1984). In de literatuur worden copingstrategieën op diverse manieren ingedeeld. Populaire dichotomieën zijn emotiegerichte coping (inspanningen om stress gerelateerde emoties te managen) versus probleemgerichte coping (pogingen om het probleem zelf te veranderen of op te lossen) en actieve (het actief aanpakken van stress of de consequenties daarvan) versus passieve copingstrategieën (het niet ingrijpen of het vermijden van de oorzaak van stress (vgl. Dewaele & Van Houtte; Lazarus & Folkman, 1984). Anderen merken op dat copingstrategieën zich voordoen op drie niveaus: het intrapsychische (interacties die zich binnen de psyche afspelen), het interpersoonlijke- (sociale interacties met andere individuen) en het intergroepsniveau (interacties tussen de ‘eigen groep’ en andere groepen) (Butera & Levine, 2009; Chryssochoou, 2004). Dergelijke onderscheidingen worden echter om verschillende redenen ter discussie gesteld. Het belangrijkste kritiekpunt is dat de verschillende typeringen elkaar geenszins uitsluiten, omdat de copingstrategieën die mensen toepassen vaak meerdere functies kunnen vervullen (Skinner, Edge, Altman & Sherwood, 2003). Toch is enige ordening wel functioneel, omdat het overzicht aanbrengt in de enorme brei aan copingstrategieën. Op basis van een literatuurstudie onderscheid ik vier type strategieën: polariserende, vermijdende, conformerende en verbindende strategieën.

Polariserende strategieën

Polariserende strategieën zijn confronterend, scherp, vijandig en agressief van aard (vgl. Lazarus, 1999). Niet het eigen gedrag of het gedrag van de groep wordt door betrokkenen als oorzaak beschouwd voor het optreden van discriminatie. Integendeel, het zijn ‘de daders’ die worden beschuldigd van vooringenomenheid en onrechtvaardigheid (Major & Eccleston, 2005). Mensen nemen een vechtende houding aan waarbij ze de ander belachelijk maken en negatieve eigenschappen aan hem of haar toedichten (Omlo, 2011, Van Tilborgh, 2006). Het is ook mogelijk dat mensen zich terugtrekken in eigen kring. (vgl. Buijs, Demant en Hamdy, 2006; Eid, 2007; Portes & Rumbaut, 2001; Verkuyten, 2010). Uit diverse studies blijkt dat uitsluiting niet zelden leidt tot een versterkte groepsidentificatie en een sterkere oriëntatie op de ‘eigen’ etnische groep, maar ook met een afnemende binding en identificatie met de Nederlandse samenleving. Tegenover de stigmatisering benadrukken mensen de positieve kenmerken van hun eigen groep. Maar tegelijkertijd is er ook sprake van een actieve afwijzing van de gedragsnormen van de Nederlandse samenleving. De meerderheidsgroep fungeert expliciet als negatief contrast: het toekennen van bepaalde positieve eigenschappen aan de eigen etnische groep is bedoeld om de eigen superioriteit te onderstrepen, maar ook om het morele verderf onder autochtone Nederlanders te accentueren (vgl. Chryssochoou, 2004; Verkuyten, 2010). De Koning (2008) wijst er in dit verband op dat de aantrekkingskracht van salafi-groepen onder meer te maken heeft met het kritische perspectief dat zij bieden op de Nederlandse samenleving. Een confronterende strategie kan ook radicalere vormen aannemen. Williams & Govan (2005) en Silke (2003) merken op dat mensen in reactie op ervaren onrecht boos zijn en uit zijn op wraak met als doel om het gevoelde onrecht te herstellen, het zelfvertrouwen te versterken en het voorkomen van nieuwe afwijzingen in de toekomst. Voortdurende kleine vernederingen kunnen bij moslimjongeren leiden tot een aangetaste ´sense of belonging´ en gevoelens van wanhoop en frustratie. Dit kan een voedingsbodem vormen voor religieus extremisme, waarbij sommigen ook bereid zijn om wreedheden te begaan (Buijs, Demant en Hamdy, 2006; Stern, 2004). Volgens Twenge en Baumeister (2005) is het aannemelijk om ervan uit te gaan dat sociaal uitgesloten groepen en individuen overgaan tot agressief en onaangepast gedrag, omdat zij het nut van sociaal gedrag niet (langer) inzien.

Vermijdende strategieën

De strategie van vermijding impliceert dat mensen de confrontatie niet aangaan, maar zich psychologisch, sociaal en/of fysiek terugtrekken binnen relaties, domeinen en situaties. Mensen kunnen bijvoorbeeld de tv uitzetten of weg zappen en bepaalde kranten niet meer lezen om te voorkomen dat zij geconfronteerd worden met stigma’s over hun groep (Omlo, 2011). Ook kunnen zij bepaalde buurten vermijden; buurten waar men verwacht dat de kans op discriminatie hoog is (Major & Eccleston, 2005; Waters, 2014). Vaak is fysieke terugtrekking echter niet mogelijk. Mensen moeten nu eenmaal naar school, werk en de supermarkt. Een alternatief is in dat geval psychologische terugtrekking door bijvoorbeeld het zelfvertrouwen niet af te laten hangen van mensen die hen uitsluiten. Major & Eccleston (2005) noemen in dit verband dat kinderen van migranten ervoor kunnen kiezen om het belang van onderwijs af te wijzen om zo het eigen zelfvertrouwen te beschermen tegen negatieve stereotypen over de intellectuele vermogens van hun etnische groep. Een ander type intrapsychische strategie is discriminatie negeren en ontkennen door erg terughoudend te zijn met het vaststellen van discriminatie. Voorzichtigheid wint het hier van achterdocht en van een assertieve houding waarin mensen zelfbewust gelijke rechten claimen (Omlo, 2011; Verkuyten, 2010). Een andere psychologische strategie waarin de bron van het probleem niet wordt aangepakt maar juist vermeden wordt, vormt de reactie om de vergelijkingsgroep aan te passen. Verschillende auteurs signaleren dat migranten en hun kinderen in reactie op discriminatie opwaartse sociale vergelijking vervangen door neerwaartse sociale vergelijking. Dit resulteert in ´horizontale vijandigheid´, waarbij er wordt neergekeken op andere etnische groepen (Chryssochoou, 2004; Verkuyten, 2010; Waters, 2014). Een vergelijkbare strategie vormt de reactie om discriminatie toe te schrijven aan groepskenmerken in plaats van aan persoonlijke eigenschappen (Williams & Carter-Sowell, 2009).

Conformerende strategieën

Het toepassen van conformerende strategieën impliceert dat mensen zich op verschillende manieren proberen aan te passen aan de negatieve omstandigheden om zo de kans op sociale insluiting te verhogen. Net zoals bij polariserende strategieën is hier dus sprake van een actieve strategie, maar in tegenstelling tot de polariserende benadering focussen mensen zich niet op de personen die discrimineren. Aanpassingen zijn er op verschillende niveaus. Mensen kunnen in de eerste plaats ijver tonen of extra hun best doen op de arbeidsmarkt. Gestigmatiseerde groepen geloven namelijk dat zij harder moeten werken om dezelfde beoordelingen te krijgen als niet-gestigmatiseerde groepen (Major & Eccleston, 2005). Discriminatie wordt in dit geval ervaren als een uitdaging: er is een gevoelde noodzaak om extra inspanningen te plegen om te slagen. Zo hopen zij te bewijzen dat zij beter zijn dan hun collega’s en hopen zij te bereiken dat individuele kenmerken het winnen van raciale stereotypen (Inzlicht, Aronson & endoza-Denton, 2009; Waters, 2014). In de tweede plaats kunnen mensen zichzelf ook in andere settings proberen te bewijzen door overcompensatie, bijvoorbeeld door meer energie te stoppen in relaties of in het ontwikkelen van sociale vaardigheden (Major & Eccleston, 2005). Ook kan het zijn dat mensen negatieve stereotypes proberen bij te stellen door extra vriendelijk te zijn of door hulpvaardig gedrag te vertonen aan mensen buiten hun etnische groep. Mensen proberen zichzelf op deze manier aantrekkelijker te maken voor anderen, in de hoop zo de kansen op sociale insluiting te vergroten (vgl. Swim, Gervais, Pearson & Strangor, 2009; Williams en Govan, 2005). In de derde plaats kunnen mensen na ervaringen van discriminatie eigen verantwoordelijkheid nemen om discriminatie in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Zo signaleert Waters (2014) dat mensen zich netjes proberen te kleden zodat taxi’s ook voor hen stoppen of zodat restaurants hen een goede service bieden. Dit soort strategieën kunnen voortkomen uit de wens om zichzelf vooral niet als slachtoffer te willen positioneren en zelf verantwoordelijkheid te willen nemen om het probleem op te lossen (Omlo, 2011). In de vierde plaats kunnen migranten kiezen voor een assimilatiestrategie. Dit komt neer op vergaande aanpassing waarbij mensen zich enerzijds sterk aanpassen aan de meerderheidsgroepering en anderzijds hun ‘eigen’ etnische groep feitelijk of psychologisch verlaten. De ‘eigen’ culturele achtergrond wordt vergeten of hier wordt hooguit in de privésfeer expressie aan gegeven (Chryssouchoou 2004, Verkuyten, 2010).

Verbindende strategieën

Verbindende strategieën zijn actieve pogingen om vooroordelen te ontkrachten op een constructieve en positieve manier of pogingen om de relatie met de ander in stand te houden dan wel te verbeteren. Verbindende strategieën zijn in de regel dan ook niet agressief van toon. Een verbindende strategie is bijvoorbeeld het verplaatsen in degene die discrimineert. Dit maakt het vervolgens makkelijker om negatieve ervaringen te relativeren (vgl. Buijs, Demant en Hamdy, 2006, Omlo, 2011). Een andere strategie is om in het gesprek pogingen te ondernemen om de vooroordelen van de ander te ontkrachten door op een rustige maar duidelijke wijze te onderbouwen waarom deze beelden onjuist zijn. Vooral bij hoger opgeleiden valt op dat zij in hun argumentaties gebruik van (wetenschappelijke) kennis, humor toepassen en groepsgrenzen proberen te doorbreken. Dit laatste doen zij onder meer door de verschillen binnen groepen en overeenkomsten tussen groepen te accentueren, zich te identificeren met etniciteitoverstijgende categorieën (denk aan wereldburger), te beargumenteren dat culturen veranderen en onderling vermengen en door culturele menging te presenteren als een ideaal (vgl. Barreto & Ellemers, 2009; Chryssochoou, 2004; Omlo, 2011; Van Tilborgh, 2006). Het doorbreken van groepsgrenzen in reactie op uitsluiting kan ook uitmonden in nieuwe claims over wat Nederland is, wie Nederlander is en wie recht heeft op Nederland. In plaats van te zoeken naar een gezamenlijke identiteit op basis van het verleden en etnisch-culturele criteria, richten zij zich meer op een toekomst waarin ruimte is voor een inclusieve benadering van het Nederlanderschap. Zo blijkt dat succesvolle Marokkaanse Nederlanders verlangen naar erkenning dat ‘Marokkanen’ eveneens Nederlanders zijn − al dan niet naast hun Marokkaans-zijn. Er is weliswaar begrip voor autochtonen dat het niet eenvoudig is om snelle culturele veranderingen zomaar te accepteren, maar de culturele veranderingen en verschillen zijn volgens Marokaaans-Nederlandse jongvolwassenen nu eenmaal een realiteit en kunnen daarom niet worden ontkend. Nederland is datgene wat alle inwoners gezamenlijk met elkaar creëren en waar men ook samen voor verantwoordelijk is. Hier is sprake van een zelfbewuste houding van een tweede generatie die politiek mondig is; zij eisen een plek als volwaardig burger in de Nederlandse samenleving (Omlo, 2011). Verbindende strategieën kunnen zich ook op een meer collectief niveau voordoen, waarbij groepen zich inzetten voor een strijd om gelijke burgerrechten (Chrysssochoou, 2004). Groepen kunnen via maatschappelijke en politieke acties stigmatisering, achterstelling en ongelijke behandeling ter discussie stellen (Verkuyten, 2010). Deze vorm van maatschappelijke confrontatie is niet zoals bij de polariserende strategieën agressief en militant van aard. Het is verbindend omdat men via de weg van democratische organisatie en confrontatie maatschappelijke invloed probeert te verwerven en de samenleving te hervormen. Zoals Verkuyten (2010) het omschrijft: “Als je je laat gelden als groep, ben je niet langer alleen slachtoffer, maar neem je het heft in eigen handen. In plaats van door anderen te worden gedefinieerd, beoordeeld en geplaatst, staat zelfdefiniëring en zelfbewustzijn voorop. Het is een verschuiving van object naar subject, van maatschappelijke toeschouwer naar medespeler, van een groep waarover van alles en nog wat wordt gezegd tot een groep waarmee gepraat dient te worden” (p. 62).

2. Wie past welke strategieën toe in welke sociale context?

In hoeverre zijn de copingstrategieën die migranten en hun kinderen toepassen afhankelijk van de sociale context? Zijn mensen bijvoorbeeld in het winkelcentrum geneigd om anders te reageren op discriminatie dan bij dergelijke ervaringen op de arbeidsmarkt? Reageren mensen anders op subtiele dan op explicietere vormen van discriminatie? Welke persoonlijke factoren en opvoedingsfactoren spelen een rol? En in hoeverre zijn groepsfactoren zoals de etnische of religieuze achtergrond, leeftijd, sekse en opleidingsniveau van invloed? Het is ondoenlijk om een volledig overzicht te geven; hieronder zullen een aantal belangrijke inzichten besproken worden.

De invloed van de sociale context

Het blijkt nogal uit te maken in welke sociale setting discriminatie zich voordoet. Amerikaans onderzoek toont aan dat migranten op de arbeidsmarkt en in het onderwijs eerder geneigd zijn tot conformerende strategieën, terwijl zij in de publieke ruimte eerder polariserende strategieën toepassen (Waters, 2014). In het eerste geval geven mensen niet op, maar benaderen ze discriminatie als een uitdaging en doen zij extra hun best om te slagen. Zo hopen zij raciale stereotypes te overwinnen. In dit geval hebben mensen het gevoel dat zij een bepaalde mate van controle hebben. Dat is anders in de publieke ruimte; raciale incidenten bieden hier minder handelingsruimte voor de slachtoffers van discriminatie. Bij onpersoonlijke interacties, bijvoorbeeld in contact met een discriminerende politieofficier of een winkelier – ontstaat er eerder woede en gebruiken mensen polariserende copingstrategieën. Barreto en Ellemers (2009) wijzen erop dat mensen bij expliciete discriminatie anders reageren dan bij subtiele discriminatie. In het eerste geval zijn er eerder vijandige, polariserende reacties richting de dader. In het tweede geval voelen mensen zich onzeker over wat hen overkomt en over de oorzaak van de stress die zij ervaren; negatieve reacties doen zich dan minder snel voor. Verder is ook het criterium waarop mensen uitgesloten of negatief bejegend worden relevant. Zo wijst De Koning (2008) erop dat Marokkaans-Nederlandse jongens begrip opbrengen voor negatieve reacties van autochtone Nederlanders op Marokkaanse Nederlanders. Zij geven aan dat veel Marokkaanse Nederlanders geen ‘lieverdjes’ zijn. Dat is echter anders als er negatief wordt gesproken over de islam of over moslims. Dan voelen zij zich sneller aangesproken, voelen zij zich beledigd en onrechtvaardig behandeld en gaat men eerder over tot polariserende reacties.

Persoonlijke eigenschappen

De copingstrategie die mensen inzetten, is ook afhankelijk van persoonlijke eigenschappen. Een polariserende strategie blijkt bijvoorbeeld vaker voor te komen bij mensen die zich onzeker voelen. Zij ervaren discriminatie en uitsluiting als erg bedreigend, waardoor zij geneigd zijn tot afwijzende en emotionele reacties. Jongeren met een sterk ontwikkelde etnische identiteit hebben meer eigenwaarde en zelfvertrouwen en dat vormt een beschermende factor tegen discriminatie. Een ontwikkelde etnische identiteit gaat daarbij niet zozeer samen met afwijzing van anderen, maar blijkt juist het vermogen om zich te verplaatsen in het perspectief van andere etnische groepen te versterken. Deze mensen hebben daarom een meer open en accepterende houding tegenover andere groepen. Een andere belangrijke persoonlijke factor is de overtuiging dat men persoonlijk of als collectief in staat is om maatschappelijke invloed uit oefenen, om discriminatie aan te pakken en om veranderingen te bewerkstelligen (Verkuyten, 2010). Hierbij dient opgemerkt te worden dat factoren als onzekerheid, zelfvertrouwen en geloof in maatschappelijke invloed uiteraard geen strikt persoonlijke eigenschappen zijn; deze factoren ontwikkelen zich in interactie met de sociale omgeving.

De rol van opvoeding

Uit internationaal onderzoek blijkt dat ouders invloed hebben op de copingstrategieën die hun kinderen (later) gebruiken. De voorkeuren van ouders voor bepaalde copingstrategieën werkt door in de feitelijke copingstrategieën die hun kinderen toepassen. Zo blijken de ouders van de kinderen die nauwelijks passieve copingstrategieën gebruiken een voorkeur te hebben voor actieve copingstrategieën. Verder treedt er een gunstig effect op als ouders met hun kinderen communiceren over discriminatie en hen voorbereiden op vooroordelen en discriminatie. Deze kinderen hadden meer kennis over hun eigen etnische groep, bleken daardoor beter in staat om vooroordelen te begrijpen en hanteren effectievere copingstrategieën. Niet alle studies tonen dit verband aan. In een andere studie rapporteren migrantenjongeren die met hun ouders over discriminatie hebben gesproken dat zij zich meer gestigmatiseerd voelen dan jongeren bij wie dit veel minder een gespreksonderwerp vormde. Zeker bij jongens kan teveel focus op discriminatie averechts uitpakken, omdat deze jongeren daardoor discriminatie verwachten en wantrouwend worden. Al met al blijkt de opvoeding echter overwegend een beschermende factor te zijn (Hughes, Rodriguez, Smith, Johnson, Stevenson, & Spicer, 2006).

Groepsverschillen

Tenslotte bestaan er groepsverschillen. Zo stellen Dewaele en Van Houtte (2010) dat meisjes meer geneigd zijn een sociale benadering toe te passen. Zij stellen zich meer constructief op, maar vertonen ook vaker vermijdende strategieën. Daarentegen proberen jongens juist vaker controle te krijgen over de situatie. Zij trachten hun zin door te drukken en reageren vaker vijandig en wraakzuchtig. Volgens Silke (2003) is de bereidheid om wraakgevoelens om te zetten in actie niet alleen hoger onder het mannelijke geslacht; het komt ook vaker voor bij jongeren dan bij ouderen. Ook verschillen tussen etnische groepen spelen een rol. Buijs, Demant en Hamdy (2006) constateren dat Marokkaans-Nederlandse jongeren een sterkere binding hebben met de Nederlandse samenleving dan Turks-Nederlandse jongeren. Hierdoor kennen zij meer waarde toe aan erkenning en acceptatie door de Nederlandse samenleving. Dit maakt hen vervolgens gevoeliger voor (subtiele) vormen uitsluiting en discriminatie, hetgeen ook wel wordt omschreven als de integratieparadox (Omlo, 2011). Volgens Buijs, Demant en Hamdy (2006) zouden jongeren met een Marokkaanse afkomst eerder gefrustreerd raken, waarvan een groter percentage gevoelig zou zijn voor rekrutering voor de jihad. Jongeren met een Turkse achtergrond zouden in reactie op discriminatie zich terugtrekken in eigen kring.

3. Effectieve copingstrategieën

Volgens Lazarus (1999) zijn er geen universeel effectieve of ineffectieve copingstrategieën te onderscheiden. Een strategie kan namelijk onder bepaalde omstandigheden effectief zijn, maar in andere situaties juist ineffectief. Succesvolle coping is ook afhankelijk van de sociale vaardigheden van het individu (Dewaele en Van Houtte, 2010). Een andere reden waarom het niet eenvoudig is om de effectiviteit van copingstrategieën vast te stellen, is dat de betekenis van effectiviteit in dit geval niet eenduidig is. Aan de vraag naar effectiviteit, gaat namelijk een andere vraag vooraf: welk doel dient er gerealiseerd te worden met de desbetreffende copingstrategie? Het maakt nogal uit of het doel is om het sociale probleem – in dit geval discriminatie – zelf aan te pakken of dat het doel is om emotioneel evenwicht te behouden en emotionele stress te verminderen. Of het doel gericht is op het behouden van een prettige relatie met anderen of dat het vooral belangrijk is om een positief zelfbeeld te handhaven. Uit het werk van Verkuyten (2010) is bovendien op te maken dat een strategie soms tegelijkertijd zowel voordelen als nadelen kan hebben. In plaats van effectieve en niet effectieve strategieën aan te wijzen, bespreek ik daarom hieronder de voor- en nadelen van verschillende varianten van de polariserende, vermijdende, conformerende en verbindende strategieën.

Polariserende strategieën

Bij polariserende strategieën krijgt de ander de schuld. Het voordeel voor slachtoffers is dat dit hun zelfvertrouwen beschermt. Uitsluiting is vanuit een dergelijk standpunt namelijk niet het resultaat van persoonlijk falen en kan om die reden als onverdiend of onrechtvaardig worden beschouwd door betrokkenen (Major & Eccleston, 2005). Door aan de ander negatieve eigenschappen toe te schrijven, creëren mensen bovendien de ruimte voor zichzelf om de standpunten van anderen minder serieus te hoeven nemen. Dit kan helpen om emotionele spanningen en stress te reduceren (Omlo, 2011). In de literatuur is echter vooral aandacht voor de negatieve consequenties van polariserende strategieën. Polariserende strategieën kunnen gepaard gaan met een overdreven alertheid op de altijd aanwezige mogelijkheid van discriminatie. De grote gevoeligheid voor uitsluiting kan uitgroeien tot een obsessie, vijandigheid, agressie en wantrouwen. Ook bestaat de mogelijkheid dat dergelijke strategieën gepaard gaan met ‘emotionele verdoving of gevoelloosheid’. Dit uit zich in onverschilligheid, het moeilijk vinden om zich in anderen in te leven en een beperkte bereidheid om zich te conformeren en in te spannen (Verkuyten, 2010). Volgens De Dreu (2009) is een nadeel dat gemeenschappelijke belangen worden genegeerd. Minstens zo problematisch is dat het resulteert in negatieve emoties als woede, angst, weerzin, teleurstelling, schaamte, schuld en spijt. Het is tevens schadelijk voor lichaam en geest en kan in het ergste geval leiden tot psychosomatische klachten, burnout en depressiviteit (De Dreu, 2009). Een andere polariserende strategie – het terugtrekken in eigen kring kent zowel voor- als nadelen. Als voordelen worden genoemd dat men in eigen kring waardering, insluiting, sociale steun, houvast, geborgenheid, saamhorigheid, verbondenheid, gevoelens van trots en zelfvertrouwen kan vinden (Major & Eccleston, 2005; Verkuyten, 2010). Mogelijke nadelen zijn echter wrok, vervreemding en zelfuitsluiting. Mensen kunnen het idee ontwikkelen dat hun cultuur onverenigbaar is met de cultuur van de meerderheid. Ook bestaat het risico dat zij hun aspiraties op gelijkwaardige maatschappelijke participatie opgeven. Deze reactie kan op korte termijn mogelijk nuttig zijn, maar op de langere termijn heeft het vooral nadelen voor de eigen maatschappelijke positie (Major & Eccleston, 2005; Verkuyten, 2010). Erkenning, respect en waardering van de meerderheidsgroep zijn belangrijk voor het ontwikkelen van een positieve identiteit; een tekort hieraan zal blijven knagen. Bovendien kan terugtrekking in eigen kring voor de meerderheidsgroep een extra legitimering zijn om te blijven discrimineren. Zij kunnen mogelijk concluderen dat gestigmatiseerde groepen niet geïnteresseerd zijn in autochtonen (Major & Eccleston, 2005). Een sterke of zelfs exclusieve binding met de eigen etnische groep hoeft overigens niet per definitie problematisch te zijn. Het is vooral riskant als dergelijke gevoelens van binding voornamelijk reactief zijn, in de zin dat het een copingstrategie vormt in reactie op discriminatie-ervaringen (Verkuyten, 2010).

Vermijdende strategieën

Terughoudendheid om negatieve ervaringen toe te schrijven aan discriminatie is de meest voorkomende reactie op discriminatie (Verkuyten, 2010). Dit is niet voor niets: het heeft een psychologisch en een sociaal voordeel. Het erkennen van discriminatie is psychologisch belastend, omdat mensen daarmee mogelijk hun gevoel van persoonlijke controle en zelfbepaling ondermijnen. Door de ogen te sluiten voor discriminatie trachten mensen de invloed van discriminerende praktijken op hun levens te minimaliseren en zodoende gevoelens van hulpeloosheid te voorkomen (Omlo, 2011; Verkuyten, 2010). Daarbij is het ook mogelijk dat mensen weliswaar erkennen dat er maatschappelijke vooroordelen bestaan, maar tegelijkertijd ontkennen dat deze vooroordelen hen persoonlijk belemmeren. Dit zou een effectieve strategie zijn, omdat het mensen een gevoel van zelfcontrole geeft (Dewaele en Van Houtte, 2010). Ook om sociale redenen is het bedreigend om discriminatie vast te stellen, omdat anderen daarmee beschuldigd worden en dit kan tot verstoorde betrekkingen leiden. Door te vluchten gaat men de confrontatie niet aan en hoopt men te voorkomen dat de verhoudingen escaleren. Maar de strategie van terughoudendheid kent ook een prijs. Mensen kunnen twijfelen of er daadwerkelijk sprake is geweest van discriminatie. Deze onzekerheid is belastend, omdat het de vanzelfsprekendheid van het alledaagse leven ondermijnt, de aandacht afleidt en extra energie kost. Verder wordt genoemd dat het samengaat met psychische stress en sociaal isolement (Inzlicht, Aronson & endoza-Denton, 2009; Miller & Kaiser, 2001; Verkuyten, 2010). Wanneer er extreme stress is, kan vermijding in de vorm van ontkenning efficiënt zijn. Volgens Miller en Kaiser (2001) gaat doelbewust vermijdingsgedrag samen met een laag psychologisch welbevinden, terwijl onbewust vermijdingsgedrag stress juist doet verminderen doordat discriminatie niet bewust wordt gepercipieerd. Verder geven ze aan dat afleiding zoeken – in tegenstelling tot het verdringen van gedachten en ervaringen – doorgaans een effectieve strategie is, omdat mensen daardoor minder piekeren en hinder ondervinden van dwangmatige gedachten.

Conformerende strategieën

Het nadeel van conformerende strategieën is dat mensen impliciet discriminatie helpen rechtvaardigen. Wie discriminatie ervaart, moet zelf maatregelen nemen om nieuwe discriminatie-ervaringen in de toekomst te voorkomen. Dit kan gepaard gaan met de wens om zelf geen slachtoffer te willen zijn en een gevoel van controle te behouden, maar daarmee bestaat er ook geen ‘echte dader’. En als gevolg daarvan lijken mensen bijna zelf verantwoordelijk voor hun eigen achterstelling. Zo kunnen mensen bijvoorbeeld het idee en de ervaring hebben dat discriminatie niet of nauwelijks voorkomt, zolang zij zich netjes kleden (Omlo, 2011). Dergelijke overtuigingen helpen niet om reëel bestaande discriminatiepraktijken aan te pakken en ter discussie te stellen, maar zij helpen wel om te blijven geloven in een beeld van een wereld die tot op zekere hoogte controleerbaar, eerlijk en rechtvaardig lijkt. Dit zou stress reduceren en meer houvast en rust bieden in onzekere situaties (Van den Broek, 2009). Conformeren kan – maar hoeft niet noodzakelijkerwijs – dus betekenen dat mensen discriminatie in bepaalde situaties in zekere zin aanvaarden of tolereren. Dit heeft weliswaar als nadeel dat mensen geen actie ondernemen waardoor er niets verandert, maar het kan volgens Miller en Kaiser (2001) toch een zinvolle strategie zijn vanwege de hardnekkigheid van discriminatie. Een zekere vorm van aanvaarding kan psychologische bescherming bieden. Het reguleren en bedwingen van emoties kan helpen om het gedrag effectief aan te passen. Tegelijkertijd geven de auteurs aan dat een dergelijke strategie veeleisend is, psychologisch belastend en kan resulteren in vervreemding ten opzichte van de ‘eigen’ gestigmatiseerde groep (vgl. Dewaele en Van Houtte, 2010). De assimilatiestrategie levert persoonlijke voordelen op, omdat het de kans op individuele opwaartse mobiliteit verhoogt. Vooral talentvolle mensen zullen geneigd zijn om te investeren in hun persoonlijke ontwikkeling en hun prestaties en competenties vooral met de dominante groep vergelijken en zo aansluiting proberen te zoeken. Maar het probleem waar zij tegenaan lopen is dat insluiting door de meerderheidsgroep partieel, voorlopig of voorwaardelijk is. Hierdoor kan het gevoel ontstaan dat er geen volledige acceptatie is. Als mensen ondanks hun enorme inspanningen en succes toch niet worden geaccepteerd en worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt, kan dat voor frustraties, wrok en woede zorgen. Daarnaast kunnen mensen ook geconfronteerd worden met kritieken en beschuldigingen van mensen uit de ‘eigen’ etnische groep met mogelijk verstoorde of zelfs verbroken vriendschappen, netwerken en wortels tot gevolg. Dit kan vervolgens leiden tot eenzaamheid, ontheemding, onzekerheid en zelfs leiden tot een beduidend hoger risico om schizofrenie te krijgen (Verkuyten, 2010).

Verbindende strategieën

De confrontatie opzoeken kan een krachtig instrument zijn om de vooroordelen bij anderen te doen afnemen. Confronteren op een agressieve en vijandige wijze (de polariserende copingstrategie) blijkt daarin minder effectief te zijn dan mensen op een vriendelijke en constructieve manier benaderen (Swim, Gervais, Pearson & Strangor, 2009). Negatieve stereotypes beïnvloeden, blijkt goed mogelijk door mensen buiten de eigen (etnische) groep te helpen. Terwijl hulp aan ‘buitenstaanders’ een geschikt middel is om negatieve groepsbeelden bij te stellen, heeft het helpen van groepsgenoten dit effect niet. Een ander voordeel van verbindende strategieën is dat de situatie niet vermeden of agressief bestreden wordt, maar dat er inspanningen worden gepleegd om het probleem constructief aan te pakken. Verkuyten (2010) stelt dat de aanpak van discriminatie een zeker bewustzijn van en een goed inzicht in stigmatiseringprocessen veronderstelt. En het is dit bewustzijn en inzicht dat betrokkenen zekerder en weerbaarder kan maken. Hoewel de verbindende strategieën het meest beloftevol lijken, zijn er ook hier schaduwzijden te benoemen. Verbindende strategieën duiden vaak op een binding met de Nederlandse samenleving en een wens tot insluiting. Bij het uitblijven van acceptatie kan de zogenoemde integratieparadox optreden, waarbij mensen juist extra gevoelig worden voor allerlei subtiele vormen van uitsluiting. Dit brengt allerlei negatieve emoties met zich mee, zoals boosheid en teleurstelling (Omlo, 2011). Mensen kunnen mogelijk ook tot de conclusie komen dat hun inspanningen geen zin hebben en om die reden overgaan tot bijvoorbeeld polariserende of vermijdende strategieën. Als verbindende strategieën een meer collectief karakter kennen, waarbij groepen proberen om politiek-maatschappelijke veranderingen te realiseren, speelt er een ander nadeel. Dergelijke initiatieven zijn gebaseerd op een etnisch groepsdenken, hetgeen een bepaalde eenheid, samenhang en solidariteit veronderstelt die er lang niet altijd is (Verkuyten, 2010).

Conclusie

Het is niet in zijn algemeenheid eenduidig vast te stellen welke copingstrategie het meest effectief is, maar de verbindende strategie lijkt wel het meest beloftevol. Maar elke strategie heeft zowel voor- als nadelen. Misschien is een combinatie van strategieën uiteindelijk wel het meest effectief, waarbij mensen afhankelijk van de omstandigheden hun strategieën afwisselen. Wat werkt voor wie in welke omstandigheden is vanuit dit perspectief ook een kwestie van experimenteren en zo zelf proefondervindelijk leren wat werkt. Daarbij kan het ook helpen om de opgedane kennis en ervaring onderling uit te wisselen.

4. Effecten van weerbaarheidstrainingen op copingstrategieën

Om erachter te komen of er in Nederland weerbaarheidstrainingen bestaan met specifieke aandacht voor copingstrategieën bij ervaringen van discriminatie, heb ik contact opgenomen met diverse contactpersonen en organisaties (zoals de Anne Frank Stichting en RADAR). Naast een literatuurverkenning heb ik diverse databanken geraadpleegd, zoals de databank Anti-discriminatie (RADAR), Effectieve jeugdinterventies (NJI) en Effectieve Sociale Interventies (MOVISIE). Op basis van deze inventarisaties concludeer ik dat er in Nederland niet of nauwelijks projecten zijn waarin deze thematiek centraal staat, laat staan dat de effecten van dergelijke projecten zijn geëvalueerd. Een uitzondering vormt de training ‘Discrimination, deal with it’ van RADAR, die speciaal is ontwikkeld voor vluchtelingen. Ik heb de trainers van dit project geïnterviewd om meer inzicht te krijgen in het karakter van de training. Het project is nog niet geëvalueerd, maar het lijkt een beloftevolle training te zijn. De trainingen worden al enkele jaren gegeven en zijn in de loop der tijd doorontwikkeld. De deelnemers blijken er zo tevreden over te zijn dat ze vaak om een vervolgtraining vragen. Tijdens de training bespreken ze met elkaar discriminatie-ervaringen, maar ook de copingstrategieën. Zo leren de deelnemers ook van elkaar. Het doel is om het empowerment proces van deelnemers te versterken en dat zij hun kennis en ervaring verspreiden binnen de ‘eigen’ etnische gemeenschap. Hoewel er dus geen direct wetenschappelijk bewijs voorhanden is dat dergelijke projecten effectief zijn, is er in de literatuur wel veel en sterk wetenschappelijk bewijs dat ‘peer support’ (een belangrijk aspect van de training ‘Discrimination, deal with it’) een gunstig effect heeft op het empowerment proces. Factoren als herkenning, erkenning, sociale steun, de ontwikkeling van communicatievaardigheden en informatie vormen belangrijke werkzame ingrediënten. Het achterliggende idee is dat mensen ervaringsdeskundigen zijn en dat zij daardoor goed in staat zijn om anderen te ondersteunen in de omgang met vergelijkbare ervaringen. Door het delen van verhalen, helpen mensen elkaar om betekenis te geven aan het verleden, een nieuwe richting te vinden en om het leven vervolgens weer opnieuw op te bouwen. Deelname aan peergroups heeft verschillende positieve effecten: een vermindering van gevoelens van machteloosheid, meer vertrouwen, meer verbinding met anderen en meer zelfregie (Boumans, 2014). Een andere reden waarom het plausibel is om aan te nemen dat weerbaarheidstrainingen tot positieve effecten leiden, is dat uit onderzoek blijkt dat een verhoogd inzicht in processen van stigmatisering mensen zelfverzekerder en weerbaarder kan maken. Een verhoogde sensitiviteit voor subtiele en impliciete signalen van afwijzing is een cruciale stap naar adequate en effectieve copingstrategieën (Verkuyten, 2010). Literatuurlijst Barreto, M. & Ellemers, N. (2009) Multiple identities and the paradox of social inclusion. in: Butera, F. & Levine, J.M. (ed.) Coping with minority status. Responses to exclusion and inclusion. Cambridge: Cambridge University Press. Boumans, J. (2014) Naar het hart van empowerment (deel 2). Over de vraag wat werkt. Utrecht: Trimbos Instituut. Buijs, F.J., Demant, F. & Hamdy, A. (2006) Strijders van eigen bodem. Radicale en democratische moslims in Nederland, Amsterdam: Amsterdam University Press. Butera, F. & Levine, J.M. (2009) Coping with minority status. Responses to exclusion and inclusion. Cambridge: Cambridge University Press. Chryssochoou, X. (2004) Cultural diversity. Its social psychology. Malden & Oxford: Blackwell Publishing. Dewaele, A. en M. van Houtte (2010). Zichtbaarheid- en discriminatiemanagement bij holebi-jongeren. Antwerpen/Hasselt: Steunpunt Gelijkekansenbeleid – consortium Universiteit Antwerpen en Universiteit Hasselt. Dreu, C. de (2009) Het nut van polarisatie in politiek en samenleving. Een sociaal-psychologische verkenning, in Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, Polarisatie. Bedreigend en verrijkend. Amsterdam: SWP. Eid, P. (2007) Being Arab. Ethnic and religious identity building among second generation youth in Montreal. Montreal: McGill- Queen’s University Press. Hughes, d., Rodriguez, J., Smith, E. P., Johnson, d., Stevenson, H., & Spicer, P. (2006). Parents’ ethnic–racial socialization practices: A review of research and directions for future study. Developmental Psychology, 42, 747–770. Inzlicht, M. Aronson, J. Mendoza-Denton, R. (2009) On being the target of predjudice: Eductional implications, in: Butera, F. & Levine, J.M. (ed.) Coping with minority status. Responses to exclusion and inclusion. Cambridge: Cambridge University Press. Lazarus, R.S. & Folkman, S. (1984) Stress, Appraisal, and Coping, New York: Springer Publishing. Lazarus, R.S. (1999). Stress and emotion. A new synthesis. New York: Springer Publishing Company. Miller, C. T. & Kaiser, C. R. (2001). A theoretical perspective on coping with stigma. Journal of Social Psychology, 57: 73-92. Omlo, J. J. (2011) Integratie én uit de gratie. Perspectieven van Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen. Delft: Eburon. Portes, A. & Rumbaut, R. (2001) Legacies. The story of the immigrant second generation. Berkely & Los Angeles: University of California Press; New York: Russel Sage Foundation. Major, B. & Eccleston, C.P. (2005) Stigma and social exclusion. in Abrams, D., Hogg, M. A. & Marques, J. M. (ed.) The social psychology of inclusion and exclusion. New York: Psychology Press. Silke, A. (2003) Becoming a terrorist, in A. Silke (ed.), Terrorists, victims and society: psychological perspectives on terrorism and its consequences, 29-53, Chichester: Wiley. Spector, P.E. & Bruk-Lee, V. (2007) Conflict, health and well-being, in Dreu, C.K., de & Gelfand, M.J (eds.) The psychology of conflict and conflict management in organizations. New York: Lawrence Erblaum. Stern. J. (2004) Terreur in naam van God. Waarom religieuze extremisten doden, Utrecht: Spectrum. Swim, J.K., Gervais, S.J., Pearson, N. & Stangor, C. (2009) Managing the message: Using social influence and attitude change strategies to confront interpersonal discrimination, in: Butera, F. & Levine, J.M. (ed.) Coping with minority status. Responses to exclusion and inclusion. Cambridge: Cambridge University Press. Tilborgh, Y. van (2006) Wij zijn Nederland. Moslima’s over Ayaan Hirsi Ali. Amsterdam: Van Gennep. Twenge, J.M. & Baumeister, R. F. (2005) Social exclusion increases aggression and self-defeating behavior while reducing intelligent thought and prosocial behavior, in Abrams, D., Hogg, M. A. & Marques, J. M. (ed.) The social psychology of inclusion and exclusion. New York: Psychology Press. Verkuyten, M. (2010) Identiteit en diversiteit. De tegenstellingen voorbij. Amsterdam: Amsterdam University Press. Waters, M. C. (2014) Nativism, racism, and immigration in New York City, in N. Foner, J. Rath, J.W. Duyvendak & R. Van Reekum (ed.) New York and Amsterdam. Immigration and the new urban landscape. New York & London: New York University Press. Williams, K.D. & Carter-Sowell, A.R. (2009) Marginalization through social ostracism: Effects of being ignored and excluded, in: Butera, F. & Levine, J.M. (ed.) Coping with minority status. Responses to exclusion and inclusion. Cambridge: Cambridge University Press. Williams, K.D. & Govan, C. L. (2005) Reacting to ostracism: Retaliation or reconciliation? in Abrams, D., Hogg, M. A. & Marques, J. M. (ed.) The social psychology of inclusion and exclusion. New York: Psychology Press

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *