Beleidsprogramma’s en sociale interventies die uitsluitend zijn gebaseerd op een gezond verstand, een goed gevoel, tradities of gewoonten zijn niet per definitie ook effectieve interventies. Sterker nog, zij kunnen zelfs ongewenste en schadelijke effecten teweegbrengen. Het is dan ook terecht dat overheden steeds vaker evaluatiestudies laten verrichten. Zeker in tijden van schaarste hebben we behoefte aan betrouwbare kennis om verschil te kunnen blijven maken in het leven van burgers die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben.
Maar evaluatieonderzoek wordt nog lang niet altijd op de juiste manier ingezet. Als onderzoek vooral wordt ingezet om organisaties af te rekenen op prestaties dan wordt het leerproces afgebroken. Zoals de socioloog Evelien Tonkens stelt, leren we niet alleen van successen maar juist ook van falen. Wanneer evaluatieonderzoek uitsluitend als afrekenmechanisme wordt ingezet (bij tegenvallende prestaties stopt de subsidie), dan dreigt het gevaar dat betrokkenen zich strategisch opstellen en alleen maar praten over het succes van hun werk. Het moge duidelijk zijn dat dit het leerproces ondermijnt. Als onderzoek door overheden echter meer wordt gebruikt als een startpunt voor een respectvolle dialoog over verbeterpunten, dan zal de weerstand binnen welzijnsinstellingen tegen evaluatieonderzoek waarschijnlijk afnemen. Kortom, door onderzoek als feedbackmechanisme te gebruiken ontstaat er meer ruimte om te leren van zowel succes als falen.
Kwalitatieve evaluatiemethoden kunnen dit feedbackmechanisme bij uitstek stimuleren. Zij bieden namelijk de mogelijkheid om uitvoeringsprocessen zorgvuldig te beschrijven en te verklaren. Kwalitatieve methoden geven hiermee niet alleen antwoord op de vraag of een interventie werkt, maar ook hoe deze werkt. Door belanghebbende partijen mee te laten denken en te praten over de interventie – iets wat kenmerkend is voor kwalitatieve onderzoeksmethoden – wordt niet alleen de kwaliteit van de evaluatie versterkt; de uitvoering van de interventie zelf krijgt eveneens een kwaliteitsimpuls. Tijdens het evaluatieproces kunnen namelijk leerprocessen op gang komen die tot tussentijdse aanpassingen en verbeteringen van de interventie kunnen leiden. Zo draait het niet langer alleen om de vragen of en hoe het werkt, maar ook om de minstens zo belangrijke vraag: ‘hoe kan het (nog) beter?’ Door deze laatste vraag te stellen, wordt de bruikbaarheid en toepasbaarheid van het onderzoek vergroot.
Kwalitatieve evaluatiemethoden worden in de praktijk nog veel te weinig benut. Dat is jammer omdat ze juist uitstekend passen bij de sociale sector, zoals ik heb betoogd in een recente publicatie: ‘Weten wat werkt. Passend evaluatieonderzoek in het sociale domein’. Komt u ook naar het LCGW congres? Ik hoor graag van u welke ervaringen u heeft in uw gemeente met evaluatieonderzoek en wissel graag met u van gedachten over deze thematiek.
Jurriaan Omlo is als zelfstandig onderzoeker eigenaar van Bureau Omlo. Zijn onderzoek richt zich op sociale vraagstukken en evaluatieonderzoek. Daarnaast is hij verbonden aan de gemeente Rotterdam, waar hij betrokken is bij een evaluatieonderzoek naar het Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel.
Deze blog verscheen eerder op de website van het Landelijk Contact Gemeentelijk Welzijnsbeleid (LCGW):
http://www.lcgw.nl/news/86/16982/2015/02/02
Photo by Startup Stock Photos from Pexels