“Moet zo iemand in overheidsdienst worden toegelaten?” Analyse van het werk van de Commissie Zedelijk Gedrag Overheidspersoneel

Jurriaan Omlo & Gregor Walz

De Amsterdamse Beoordelingscommissie Inzake Goed Zedelijk Gedrag Gemeentepersoneel (hierna: de Commissie) had tussen 1912 en 1959 de taak om sollicitanten te beoordelen op hun geschiktheid voor functies bij de gemeente Amsterdam en bij semioverheidsbedrijven. De Commissie was hiermee de voorloper van het afgeven van een verklaring omtrent gedrag (VOG) zoals wij die nu kennen. Dagblad Trouw signaleerde recent dat de Commissie niet alleen naar eerdere veroordelingen voor bijvoorbeeld diefstal heeft gekeken, maar ook de homoseksuele gerichtheid van de sollicitanten meewoog in haar beslissingen. Deze vondst kreeg zowel pers- als politieke aandacht. Drie artikelen zijn verschenen in de media en er zijn raadsvragen gesteld die beantwoord zijn. Naar aanleiding van raadsvragen, gesteld op 30 november 2017, heeft de gemeente Amsterdam besloten om verder uit te laten zoeken hoe de Commissie te werk ging en hoe de beoordelingen tot stand kwamen. 

Uit de gespreksverslagen van de vergaderingen blijkt dat de commissieleden
vooroordelen hadden en discrimineerden tegen homoseksuele mannen, vrouwen, mensen met
een verstandelijke beperking, mensen met een crimineel verleden, mensen met een ander land
van herkomst en mensen uit een lagere economische klasse.

De belangrijkste algemene conclusies uit de onderzoeken zijn:

  1. De commissie had geen duidelijk of eenduidig beoordelingskader. Hierdoor was er sprake van
    uitsluiting, willekeur, ongelijke behandeling en discriminatie.
  2. De beslissingen van de commissie lijken geregeld gebaseerd te zijn geweest op expliciete en
    impliciete vooroordelen en seksisme.
  3. Er was geen interne of externe controle, waardoor de commissie geen verantwoording hoefde
    af te leggen.
  4. De commissieleden waren geselecteerd op basis van hun aanzien en positie binnen de
    organisatie en niet op basis van hun expertise op het gebied van werving en selectie of
    delinquentie.
  5. De samenstelling van de commissie was niet divers en bestond met name uit mannen.
  6. De commissie verkreeg haar inlichtingen niet altijd op een rechtmatige manier, waardoor de
    privacy van kandidaten werd geschonden.

Naast deze algemene conclusies bevatten de rapporten zoals gezegd ook schrijnende voorbeelden
van hoe de commissie mensen ook deels beoordeelde op basis van hun geaardheid, geslacht of
huidskleur. Wanneer sprake is van homoseksualiteit dan wordt dit genoemd in de onderbouwing
als argument om geen bewijs van goed gedrag af te geven. Er worden vele expliciete
waardeoordelen uitgesproken over homoseksuele mannen. Geregeld is het taalgebruik
veroordelend en ronduit negatief. Zo werd homoseksualiteit gezien als ‘een kwaal waaraan iemand
lijdt’, waarschuwt de voorzitter van de commissie voor een ‘reservoir van homoseksuelen’ en
spreekt men soms over ‘verdacht van homoseksuele neigingen

Lees hier de gehele publicatie: “Moet zo iemand in overheidsdienst worden toegelaten?”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *