Discriminatiebestrijding staat in de schijnwerpers. Na jarenlang een ondergeschoven kindje te zijn geweest in het overheidsbeleid, krijgt het eindelijk de prioriteit die het verdient. Politieke leiders spreken zich in het debat nu ook uit over hoe migranten en hun kinderen zelf het beste om kunnen gaan met discriminatie. Maar is dit wel gepast?
Het begon met de minister president. Hij wekte verbazing met zijn uitspraak dat hij arbeidsmarktdiscriminatie niet kan oplossen en dat het aan etnische minderheidsgroepen zelf is om zich aan te passen. Wie zich gediscrimineerd voelt, moet niet afhaken, maar zich invechten. Recent liet ook minister Asscher zich uit over deze kwestie. Hij stelde dat slachtoffers van discriminatie nooit op moeten geven en niet slechts een slachtoffer van de omstandigheden moeten zijn. In plaats daarvan roept hij mensen op om assertief te zijn. Tot zover lijkt zijn redenering op die van de premier, maar hij benadrukt zelf dat het geen kwestie is van invechten. Mensen staan er volgens Asscher niet alleen voor, maar hebben de wet aan hun kant. Nederland is volgens de minister een land om trots op te zijn en iedereen moet zijn plek als volwaardig burger in de maatschappij opeisen.
Hoe verhouden deze oproepen zich tot de praktijk? Hoe gaan migranten en hun kinderen om met discriminatie en andere vormen van uitsluiting? Welke copingstrategieën zetten zij in? Jaren geleden wist voormalig minister Verdonk ons in het programma Buitenhof te vertellen dat ‘allochtonen zich snel op hun tenen getrapt voelen’ in de zin dat zij geneigd zouden zijn om anderen al snel van discriminatie te beschuldigen. Niets is minder waar. Uit onderzoek blijkt juist dat etnische minderheden doorgaans discriminatie negeren en ontkennen door erg terughoudend te zijn met het vaststellen van discriminatie (Verkuyten, 2010). Mensen kunnen in dit geval ook confrontaties uit de weg gaan door bepaalde buurten te vermijden waar zij verwachten dat de kans op discriminatie hoog is.
Migranten en hun kinderen reageren op uiteenlopende manieren op discriminatie (Omlo, 2014). Mensen zetten humor of kennis in om vooroordelen te ontkrachten of helpen mensen buiten hun eigen groep om positievere beeldvorming te bevorderen. Ook verplaatsen mensen zich in degene die discrimineert om zijn gedrag te begrijpen en eventueel te relativeren. Anderen zetten collectief maatschappelijke en politieke acties in om vooroordelen en discriminatie ter discussie te stellen. In andere gevallen zijn mensen geneigd tot overcompensatie, door bijvoorbeeld extra inzet te tonen op het werk. Een enkeling heeft een overgevoeligheid ontwikkeld die in meer extreme gevallen wraak willen nemen om het ervaren onrecht te herstellen. De simpele keuze van premier Rutte tussen afhaken en invechten gaat volledig voorbij aan deze vele andere copingstrategieën.
Daarbij is de ene copingstrategie niet beter dan de ander. Dat hangt van de situatie af en het gewenste effect. Willen mensen bijvoorbeeld discriminatie zelf aanpakken of emotioneel evenwicht behouden? Dat het niet eenvoudig is, betekent echter niet dat we geen aandacht zouden moeten besteden aan copingstrategieën. Inzicht in de effecten van verschillende copingstrategieën is relevant voor het bestrijden van discriminatie en voor het empowermentproces van minderheden. Dat betekent niet dat slachtoffers van discriminatie zelf verantwoordelijk zijn voor discriminatiebestrijding. Maar het betekent wel dat het hoog tijd wordt dat erkend dat etnische minderheden in hun levens meer dan anderen geconfronteerd worden met afwijzing en uitsluiting en zij telkens voor de opgave staan om hiermee om te gaan.
Politieke erkenning betekent niet dat politici in het debat voorschrijven hoe minderheden dienen om te gaan met discriminatie. De oproep tot ´invechten´ miskent dat het bestrijden van discriminatie nooit een individuele zaak kan zijn en dat instituties een grote verantwoordelijkheid hebben om discriminatie te voorkomen en te bestrijden. Echte politieke erkenning betekent dat er voorzieningen worden getroffen om ouders, jongeren en professionals te ondersteunen. Er zijn aanwijzingen dat opvoedprogramma´s een positieve bijdrage kunnen leveren. Onderzoek laat zien dat er een gunstig effect optreedt als ouders met hun kinderen praten over discriminatie en hen voorbereiden op vooroordelen en discriminatie. Deze kinderen bleken hierdoor beter in staat om vooroordelen te begrijpen en hanteren effectievere copingstrategieën. Laten we daarom investeren in opvoedondersteuning zodat we onze jeugd weerbaar en sterk maken en daardoor veilig en prettig kunnen opgroeien. Met zijn opmerking dat de overheid niets kan betekenen in de strijd tegen discriminatie, stelt premier Rutte de overheid voor als weerloos. Niet bepaald een voorbeeldfunctie die je graag zou zien van een overheid die van burgers wel weerbaarheid en zelfredzaamheid verlangt.
Omlo, J. (2014) Copingstrategieën bij ervaringen van discriminatie. Een verkennende literatuurstudie. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken.
Verkuyten, M. (2010) Identiteit en diversiteit. De tegenstellingen voorbij. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Deze blog verscheen eerder op het kennisplatform Integratie en Samenleving: http://www.kis.nl/blog/tussen-afhaken-en-invechten