Wmo moet geen wet voor de zelfredzamen worden

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is precies vijf jaar oud en ontgroeit zijn kinderschoenen. Een goed moment voor reflectie. We moeten oppassen dat we niet doorschieten in ons streven naar zelfredzaamheid.

Door Jurriaan Omlo & Jan Willem van der Maat

Niemand weet hoe de samenleving er in 2040 precies uitziet. Maar dat betekent niet dat het geen zin heeft om na te denken over de toekomst. Toekomstbeelden dagen ons uit na te denken over welk soort samenleving we met elkaar nastreven, en welke stappen we nu moeten zetten om dit te realiseren. Om die reden vroegen we vijf ‘visionairen’ – waaronder Alexander Rinnooy Kan en Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving – naar hun visie op de toekomst van maatschappelijke ondersteuning.

Hoewel we momenteel geteisterd worden door verschillende crises, hebben de deskundigen een optimistisch beeld over de toekomst. Uit hun verhalen rijst een vitale samenleving op die is opgebouwd uit zelfredzame burgers en ondernemende sociale netwerken. Een samenleving waarin bovendien meer tolerantie is voor kwetsbare groepen dan tegenwoordig. Burgers met verantwoordelijkheidsgevoel wachten niet op de overheid, maar organiseren in de toekomst hun eigen oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken in eigen netwerken. Lokale en landelijke overheden ondersteunen en faciliteren die netwerken. De ‘participatie- en netwerksamenleving’ zal een feit zijn.

Het toekomstbeeld van de deskundigen sluit goed aan bij het huidige debat in de samenleving, waarin termen als ‘burgerkracht’, ‘zelforganisatie’ en ‘zelfredzaamheid’ de boventoon voeren. Of het nu politici, beleidsmakers, opiniemakers of professionals zijn, iedereen lijkt er de mond van vol te hebben. Daar heeft de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ongetwijfeld aan bijgedragen. De Wmo appelleert immers aan het verantwoordelijkheidsgevoel van burgers ‘voor elkaar’ en heeft nadrukkelijk oog voor datgene wat kwetsbare mensen wél kunnen. De gedachte is: het gaat niet om de voorziening, maar om de mens met zijn problemen, en door zijn sterke kanten als uitgangspunt te nemen, kun je mensen beter, op maat en langduriger helpen.

Zelfredzaamheid dreigt door te schieten

De hoge verwachtingen van ‘eigen kracht’ en ‘zelfredzaamheid’ dreigen momenteel echter door te schieten. Daardoor kunnen we blind worden voor kwetsbaarheid, voor mensen die niet genoeg hulpbronnen hebben om hun leven in te richten.

In hoeverre kun je kwetsbaren aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid? Het toenemende accent op zelfredzaamheid dreigt ertoe te leiden dat juist degenen die een helpende hand het hardst nodig hebben in de steek worden gelaten. Denk bijvoorbeeld aan de verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten die steeds vaker zelfstandig in ‘gewone’ wijken wonen. Uit onderzoek blijkt dat zij zich weliswaar thuis voelen in hun woning, maar niet in de wijk. Vooral de groep met ernstige gezondheidsproblemen heeft nauwelijks contact met buurtgenoten, voelt zich vaak erg eenzaam en komt zelden buiten de deur.

Kwetsbaarheid moeten we niet wegredeneren

We moeten er dus voor waken dat het streven naar zelfredzame burgers niet te ver doorschiet. De visie dat burgers ten alle tijden sterk en zelfstandig moeten zijn, kan ons beletten oog te hebben voor allerlei reële vormen van kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Zonder mensen kwetsbaarheid aan te praten, moeten we ook niet doen alsof het niet bestaat – of erger nog – alsof het er niet mag zijn.

Onderzoekster Lilian Linders wijst erop dat het taalgebruik van beleidsmakers en sociale professionals niet onschuldig is. Zij ziet dat kwetsbare burgers principes als ‘eigen kracht’, ‘zelfredzaamheid’ en ‘empowerment’ overnemen. Het gevolg is dat deze mensen het liefst zo lang mogelijk hun eigen problemen proberen op te lossen. In plaats van in een vroeg stadium om hulp en ondersteuning te vragen, overheerst het gevoel dat men de ander niet tot last wil en mag zijn.

Deze vraagverlegenheid of zelfs ‘vraagweerstand’ is problematisch, omdat dit de kans op informele zorg belemmert. Zolang mensen geen hulp vragen, zullen buren, vrienden of familieleden niet zo maar op de stoep staan om ondersteuning te bieden. We zijn nu eenmaal afwachtend om onze hulp aan te bieden, omdat we de autonomie van de ander zo lang mogelijk willen respecteren. We helpen pas als iemand om onze hulp vraagt.

Bovendien verergert de vraagverlegenheid vaak de problemen. Mensen kunnen hun hulpvraag zo lang uitstellen, dat de problemen zich opstapelen. Pas als ze echt geen andere uitweg meer zien, zoeken ze hulp. Tegen die tijd is de problematiek echter zo complex geworden, dat het haast ondoenlijk is om de situatie weer te stabiliseren.

Niet alleen assertieve en zelfredzame burgers

Politici, beleidsmakers, adviseurs en professionals dienen zich te realiseren dat het hameren op zelfredzaamheid blind kan maken voor de noden van kwetsbare mensen. We moeten voorkomen dat de terugtrekkende overheid vooral goed functioneert voor de mensen die haar het minste nodig hebben, namelijk de assertieve en zelfredzame burgers. Anders dreigen juist de mensen die het meest zijn aangewezen op ondersteuning verwaarloosd te worden. En dat was nou net niet de bedoeling van de Wmo, vijf jaar geleden.

Jurriaan Omlo is onderzoeker en adviseur bij MOVISIE. Hij schreef het proefschrift ‘Integratie én uit de gratie? Perspectieven van Marokaans-Nederlandse jongvolwassenen’. Jan Willem van de Maat werkt bij MOVISIE is gespecialiseerd in de thema’s eenzaamheid en ouderenparticipatie.

Dit artikel verscheen eerder ook op http://www.socialevraagstukken.nl.

photo credit: Hindrik S Stairs and men via Photopin (license)

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *